Eén van de lastigste dilemma’s bij veranderingstrajecten,
met name bij die waarbij de positionering van bedrijven (missie, visie,
strategie) compleet verandert, is de vraag wanneer en hoe te beginnen.
Enerzijds dient de markt natuurlijk op de hoogte gebracht te
worden van de nieuwe positionering en dient daarom de nieuwe missie, visie en
strategie naar buiten gebracht te worden. Anderzijds vraagt dit om investeringen,
zonder dat duidelijk is of deze de gewenste nieuwe klantenkring gaan opleveren.
Vaak roepen bedrijven dan ook, dat zij eerst willen wachten
op vraag vanuit de markt, voordat zij de verandering in gang gaan zetten. Totdat
dit gebeurt, blijven zij de oude - eigenlijk niet meer gewenste - klantenkring gewoon
bedienen. Hoewel hiermee (investerings)risico’s vermeden worden, zal dit niet
de beoogde nieuwe klantenkring opleveren.
Als voorbeeld een bakker die slager wil worden. De bakker wil
geen investeringsrisico lopen, dus koopt hij geen slagersbenodigdheden en blijft zijn
pand ingericht als bakkerij. Het ruikt er elke dag naar versgebakken brood en de
vitrines liggen vol met allerlei soorten gebak. Ondertussen wacht hij op de
eerste klant, die om een pond gehakt vraagt…
De kans dat dit gebeurt is natuurlijk uiterst klein. De
enige manier voor deze bakker om klanten om slagersproducten te laten vragen is
door uit te stralen dat hij een slager is geworden. Dat betekent investeren in slagersbenodigdheden,
de winkel in te richten als slagerij, voortaan vlees in de vitrine te leggen en
- heel belangrijk! - het lef hebben om ‘nee’ te verkopen als er om brood wordt
gevraagd.
Dit principe geldt uiteraard voor elke bedrijfstak en elke
verandering. Veranderen is lef hebben. Durven afscheid nemen van de huidige
situatie en te investeren in de nieuwe positionering en uitstraling. Anders
gezegd: durven kiezen om gekozen te worden.